Onze leefregels

 

Een stukje uit onze schoolvisie:

 

Structuur is orde en netheid, is op tijd komen en zich houden aan de vooropgestelde afspraken. Structuur bieden we aan binnen een kindvriendelijk beleid, geen structuur om de structuur… maar als middel om in een veilige en aangename omgeving te kunnen groeien.

 

 Algemene regels

 

• Ik kom elke dag op tijd naar school.

• Ik snoep niet op school.

• Ik laat elektronisch speelgoed thuis.

• Mijn jas, muts en sjaal hang ik aan de kapstok. Boekentassen gaan in het rek.

• Op school blijft de GSM uit.

• In de rij en in de de gebouwen spreek ik Nederlands.

• Ik draag zorg voor het meubilair en het materiaal van de school.

• Ik hou de school steeds proper en netjes en heb respect voor het werk van het onderhoudspersoneel.

• Ik ben beleefd en toon respect voor de juffen en de meesters.

• Ik doe niet aan een ander wat ik zelf niet leuk zou vinden.

 

 Op de speelplaats

 

• Bij het eerste belsignaal ga ik onmiddellijk in rij de staan. Bij het tweede belsignaal zwijg ik.

• Spelen doe ik zonder vechten.

• Bij ruzie probeer ik het uit te praten of ga ik naar de juf of meester.

• Ik sluit steeds de schoolpoort wanneer ik binnenkom of buitenga.

• De banken gebruik ik om te zitten.

• Ik speel met de bal op de daarvoor voorziene ruimte.

• Ik speel met de bal bij droog weer en als er geen kleuters zijn.

 

 In de toiletten

 

• Ik gooi niets in de toiletten.

• Ik ga niet op de wc-bril of op de lavabo’s staan.

• Ik was mijn handen na elk toiletbezoek.

• Ik denk aan het milieu, dus ben ik zuinig met water, zeep en papier.

• Als ik klaar ben, verlaat ik onmiddellijk de toiletten.

 

 In de refter

 

• Ik gebruik een brooddoos en een drinkfles.

• Het eerste kwartier moet ik zwijgen.

• Ik zit op mijn vaste plaats en blijf zitten.

• Na het eten, ruim ik alles netjes in de tafelvuilbakjes op.

• Ik wacht op een teken van de juf om de refter te verlaten.

 

 In de klas

 

• In de klas hou ik het rustig en werk ik in stilte.

• Ik steek de vinger op om het woord te vragen.

• Ik respecteer de juf of de meester.

• Wanneer ik iets niet begrijp, vraag ik beleefd om meer uitleg.

• Bij aanvang van de lessen, geef ik mijn GSM af aan de juf.

• Ik laat dagelijks mijn agenda ondertekenen.